≈ Woorden bepotelen
Een jaar geleden midden maart, begon mijn journalistieke carrière. Tenminste, als ik gul ben voor mezelf en mijn stages als het begin van mijn journalistenbestaan beschouw. Het is een holle frase, maar het zit deze keer vol waarheid: Ik heb het mij nog geen moment beklaagd. Het is een machtig schoon beroep, het prikkelt je op alle vlakken én het zorgt er voor dat je iedere dag — toegegeven, soms slechts een tikkeltje — wijzer wordt.
Ik heb het métier nog bijlange niet in mijn vingers en op dat vlak is het leren met vallen en opstaan. Gelukkig kan je, net zoals in elk ander beroep, machtig veel met je ogen stelen. En ondertussen begin ik al door te krijgen van welke type journalisten ik het meest op steek.
Het zijn niet de journalisten die hoog van de toren blazen over hun netwerk, of de gladde journalisten die zich op de borst kloppen over hun (maatschappelijke) invloed.
Het zijn de stille, vloekende en uhu
-mende journalisten die niet houden van half werk. Het zijn de journalisten die — super geconcentreerd — het ene woord na het andere woord bepotelen, binnenst te buiten keren en zelfs schrappen tot dat die ene regel er perfect bijligt, vooraleer ze naar de volgende regel overgaan.